petites choses...

Bonjour à vous,

Voici quelques petites choses... concernant la visite que nous avons effectué chez notre patiente.

Petit village perdu dans la campagne, des paysages vallonés, une belle petite église...et une petite dame assise au bord de la route sous les quelques rayons de soleil qui s'étaient montrer ce jour là. Elle se lève en voyant arriver les voitures et de suite nous sourit comme si elle nous connaissait. Elle nous dit bonjour lorsque nous refermons la portière et de suite nous fait visiter la ferme qui longe la route. Elle nous indique l'horloge solaire qui pend au mur. Son mari sort de son atelier... La discussion bat son plein et nous avons du mal à recadrer notre petite dame. Elle répond à plusieurs questions avant que nous ne lui posions.. nous sommes un peu perdu nous qui avions préparer l'entrevue. Le rire nous gagne. Elle propose une pause que nous nous empressons d'accepter. Son mari fait irruption et nous sert à boire. Un paquet de chocolat est déposé sur la table et les regards se croisent. Nous ne nous faisons
pas prier... mmmhhhhh...

Dès que nous pensons reprendre notre conversation il s'éloigne avec rapidement!!! Voilà. La rencontre fut riche... Je pense que cela résume bien la première sensation que nous avions.

Maintenant au travail!

Yannick
gestionnaire icampus pour le groupe numéro quatre
(Nath, Cécile, Lucie, Marika, Soph, Quentin, Xavier,
Jeff, Fred et Yannick)

Jour de repos

II s'assied tôt le matin devant la porte du bureau de tabac, la main tendue pour une aumône. Son visage est tanné comme du vieux cuir par le soleil.
Le bleu délavé de ses yeux fait penser à quelque chose d'aussi ancien et perdu que la petite enfance Aujourd'hui, je l'ai rencontré à une place inhabituelle. II était assis, paisible, sur un banc devant l'école communale. II regardait le mouvement des passants et des voitures, les oiseaux dans les platanes. Nous avons échangé des cigarettes et quelques mots sans mystère. Comme je m'apprêtais à lui donner une pièce, et avant même que j'en aie esquissé le geste, il m'a dit: « Non, aujourd'hui je ne travaille pas. »

C. Bobin

Axelle

Axelle est la dernière à se faufiler dans l’ascenseur bondé. Les bras pleins de dossiers de patients, une blouse blanche impeccable et un simple badge sur le revers de la poche indiquant son nom et son prénom : je ne saurai rien de plus d’elle. Les cliniques bruissent de ce va-et-vient ininterrompu d’inconnus qui se croisent, se dévisagent, se reconnaissent parfois, complices obligés durant les quelques minutes d’une attente en salle ou d’un trajet de lift. Venu rendre visite à un patient hospitalisé, je retrouve mes impressions de jeune étudiant en médecine dans cette ambiance aseptisée et rigoureuse si lointaine des toiles cirées et des carrelages douteux des consultations à domicile.

J’observe le profil d’Axelle. Qu’elle est jeune pour être déjà médecin, ou que suis-je devenu vieux, c’est tout comme. Un stéthoscope souple et neuf surplombe un carnet de notes comme on en rédige au fil de ses études, bourré de doses thérapeutiques à ne pas dépasser, de diagnostics différentiels succincts et d’arbres de décisions divers. Je m’aperçois à ce moment que deux grosses larmes silencieuses lui perlent des paupières, descendant lentement sur ses joues. Je ne connaîtrai jamais la cause du chagrin silencieux qui envahit ma jeune consœur dans cet ascenseur anonyme ; pleure-t-elle pour une remontrance injustement ressentie, une souffrance de patient, le deuil d’un proche ou tout simplement pleure-t-elle sur elle-même ? Peu importe. Je l’admire, si peu endurcie devant les coups de boutoir de l’existence, de vaquer simplement à sa tâche quotidienne parce que c’est sa vie, et qu’elle l’a choisi. Son chagrin est insolite car il renverse les rôles de la souffrance et qu’on attend les larmes sur d’autres visages que ceux des soignants. Il est rassurant, car il apprend aux patients que soigner et pleurer ne sont pas nécessairement des réalités incompatibles. Arrivée quelques étages plus haut, Axelle aura sans doute furtivement essuyé ses larmes, esquissé un sourire, tendu une main accueillante mais qu’elle se rassure : sa faiblesse d’un moment m’a fait réaliser que le cas échéant, c’est vers ce genre de consœur que je me tournerai le jour où le besoin s’en fera sentir.

Zénon.

Op huisbezoek

Het is nog vroeg in de morgen wanneer mijn stagemeester, in deze streek gekend als Dr. Frans, en ik uit de auto stappen. We wandelen via het grindpad naast de bescheiden woning naar de achterdeur. Dr. Frans klikt handig de twee poortjes open die we op onze weg tegenkomen. Een plakkaat waarschuwt ons voor een vervaarlijk uitziende patser van een hond, die ongetwijfeld op gruwelijke wijze afrekent met ongewenste bezoekers. De gipsen engelenfiguren achter in het tuintje hebben duidelijk hun beste jaren achter de rug. Ze komen in elk geval vrij aards over met al dat mos op hun vleugels. Dr. Frans klopt op het glas van de achterdeur, en gaat vervolgens het kleine keukentje binnen zonder op een antwoord te wachten. De geur van verse koffie waait me tegemoet en bezorgt me een behaaglijk gevoel op deze gure ochtend. “Goeiemorgen, Julia. Ge ziet, ik heb een helper bij me”. “Dag Frans, dag meneer.” Een tenger dametje van om en bij de tachtig jaar staat wat voorovergebogen naast het keukentafeltje, met een hand leunend op een stoel. De begroeting aan mijn adres klinkt een beetje weifelend. Twee ogen monsteren me snel maar grondig. Ik krijg het vermoeden dat het vertrouwen hier langzaam moet veroverd worden. Ik haal mijn plechtige-communie-gezicht uit de kast en groet, terwijl ik uitvoerig mijn voeten afveeg aan de deurmat. Mijn verschijning ontsnapt ook niet aan de aandacht van de viervoeter des huizes. De tand des tijds en een onevenwichtig dieet lijken een aanslag gepleegd te hebben op de fysieke paraatheid van het beestje. Sloom komt de poedel enkele passen in mijn richting gewaggeld. Twee vermoeide kefjes kunnen er nog vanaf voordat hij zich terug naar zijn mand sleept. Die vertrouwt me blijkbaar onmiddellijk, maak ik mezelf wijs. “Hoe gaat het ermee?”, informeert Dr. Frans, terwijl hij het keukentje doorwandelt. “We zullen maar niet klagen, hé Frans”, antwoordt Julia. Ze lijkt even op te fleuren door de aandacht van haar dokter. Met schuifelende pasjes volgt ze hem. Ik volg het tweetal achterna naar de woonkamer.

Mijn ogen hebben wat tijd nodig om te wennen aan de duisternis. De zware gordijnen zijn dicht, de rolluiken half naar beneden, en er brandt slechts een lampje op de zware luchter in de vorm van een karrenwiel. Dr. Frans plaatst zijn tas op het enige vrije plekje op de zware houten tafel centraal in de woonkamer. Heel de woonkamer blijkt trouwens volgestouwd. Verschillende tapijten liggen bovenop en langs elkaar. Chinese vazen, koperen potten en pannen staan op alle mogelijke plaatsen tentoongesteld. Souvenirs van trips naar de Ardennen en allerhande prullaria uit een ver verleden vullen de laatste gaatjes op.

“Ga zitten, meneer”, richt Julia zich naar mij. Ik word gedoogd als toeschouwer. Voorzichtig om geen herinneringen aan diggelen te slaan zet ik me aan de drukke tafel. Ik laat mijn blik even over de muur tegenover mij dwalen. Ik kan het me maar moeilijk voorstellen, maar Julia is ooit jong geweest, zo getuigt een vergeelde zwart-witte trouwfoto. De oude man op een andere foto lijkt vaag op de jonge kerel van de trouwfoto. Ik vind enkele trekken van het duo terug op de portretten van de knapen die haar kleinkinderen moeten zijn.

Julia en Dr. Frans beginnen aan een tweewekelijks ritueel, en zijn daarbij duidelijk ingespeeld op elkaar. De bloeddruk wordt gemeten, onder drie of vier lagen kleding worden hart en longen geausculteerd. De bewegingen van Dr frans zijn snel en efficiënt, een hand leunt op Julia’s schouder. Zonder morren laat ze zich het lichamelijk onderzoek welgevallen. Terwijl ze haar kleren terug in de plooi trekt, vraagt ze of het goed is. “Dertien over zeven”, zegt Frans goedkeurend. Julia knikt dankbaar. Dr. Frans gaat op zijn beurt zitten, en bekijkt de huisapotheek, die een plaats heeft gekregen in een doos van “Ijsboerke”. Onder toeziend oog van Julia schrijft hij de nodige medicatie voor. Daarna wordt er afgerekend.

Wanneer we ons terug naar de achterdeur begeven, lijkt Julia iets minder krom te lopen als daarstraks. Ze heeft nog een woordje voor mij: ”Ge hebt maar geluk dat ge de stiel kunt leren bij zo een goede dokter. Let maar goed op, dan kunt ge nog veel leren”. Ik beaam dit en zeg dat ik zeker mijn best zal doen. “Tot binnen veertien dagen, hé Julia”, groet Frans. Ik rep me om hem bij te benen op weg naar de auto.

Onderweg naar de volgende patiënt, kijk ik stilzwijgend voor me uit. Frans lijkt mijn gedachten te kunnen lezen. “Oude mensen zitten soms eigenaardig in elkaar.”, vertrouwt hij me toe. “Ooit heb ik geprobeerd om de bloeddruk regelmatig te laten opmeten door thuisverpleegkundigen om het aantal huisbezoeken wat te reduceren. Dat leidde toen tot een ware revolutie bij mijn bejaarde patiënten. Die verpleegkundigen stonden binnen de kortste keer aan mijn deur te klagen. “De Frans meet altijd veertien en nu meet gij dertien”, “Hebt ge wel goed gemeten?”, zulke uitspraken kregen ze voortdurend te horen.”

We leggen in een ijl tempo de overige huisbezoeken af. De levende heilige Dr. Frans laat her en der in de gemeente zijn helende krachten los op de zieken en de ouden van dagen. Ik heb er geen gerandomiseerde dubbelblinde prospectieve studies op nageslagen, maar voor mij wordt de effectiviteit van het medicijn dokter afdoende bewezen.

Joris Aerts

au fil des saisons

Rester au courant des saisons.


Une facette à laquelle je tiens beaucoup est la proximité. Celle de mes patients et de la population en général: être médecin de village “dans” le village, de famille “dans” la famille. J’espère aussi rester proche de ma famille, de mes enfants, savoir leur ménager une place. C’est une richesse certaine, même si elle ne doit pas toujours être facile à gérer.

J’apprécie aussi beaucoup la vie d’un village, quand il ne se limite pas à une “cité-dortoir”. Avoir une école, une paroisse ouverte, proposer diverses activités, lieux de rencontre (sport, club de jeunes, culture,...). Dans un tel contexte, divers services comme celui d’un médecin sont importants. Ce serait à mes yeux un endroit de travail idéal. J’espère également y trouver une équipe de travail, intégrée elle aussi (paramédicaux, le CPAS et ses services,...).

C’est peut-être un détail pour certains mais en ce qui me concerne, pratiquer dans un milieu rural est vraiment important. En effet je crois qu’après ces années d’étude passées en ville, j’ai bien besoin d’un “retour aux sources”. Tu te souviens de ce que je t’avais dit avant de m’inscrire à la fac: “s’il y avait un avenir en agriculture et si j’avais quelques dizaines de millions pour me lancer, je crois que j’aurais fait l’agriculture.” Après ma jeunesse passée dans les fermes et les campagnes, cela fait partie de mon “environnement vital”. Je suis d’ailleurs content de me dire qu’en tant que généraliste je pourrai rester fidèle à moi-même et pratiquer en milieu rural, encore côtoyer ces gens et “rester au courant des saisons”, contemplant le blé qui mûrit ou les couleurs de l’automne entre deux visites. J’apprécie également la place qu’ils réservent en général à leur médecin, lui faisant confiance et l’intégrant dans leur milieu, leur vie. C’est en quelque sorte une façon de ne pas décrocher de cette ambiance tout en l’abordant sous un autre angle. Comme je le disais en rigolant à mes amis, “je suis un paysan et je serai un paysan médecin” (mais pas un médecin “paysan” dans le sens péjoratif).

Je pense d’ailleurs qu’il ne faut pas considérer la campagne comme un “trou perdu”. Surtout actuellement grâce aux moyens de communication (fax, internet,...) et à l’informatique qui nous permettent de rester “in”.

Enfin, dernière petite touche d’originalité (ou d’idéal)... J’ai constaté au cours de ma scolarité (primaire et secondaire) qu’on apprenait beaucoup de choses utiles mais qu’on omettait un peu trop de parler de son corps, de sa santé, de son équilibre personnel. Je pense qu’il serait important d’améliorer l’éducation des générations futures à ce sujet. Aussi, j’aimerais pouvoir aller dans une école, et, dans le cadre d’un cours de science par exemple, donner 3,4,5 heures d’informations pratiques pour être plus à l’écoute de son corps, des ses changements et signaux d’alertes nécessitant une consultation chez un médecin, voire un psychiatre (dont l’image dans le grand publique devrait être réajustée). Mais cela bien sûr, c’est un détail un peu fantaisiste peut-être, quoique...

Eh bien voilà..
Mon train arrive à destination de même que ma réflexion. Il y aurait peut-être plus de choses à dire, d’autres motivations qui me pousseraient aussi vers la médecine générale et qui s’appelleraient simplement “la vocation”?

Guy Delrée

Lettre à mon médecin .

Il est vrai qu'à un âge certain, il y a des jours douloureux et sans espoir. Il est vrai que par période, nous nous interrogeons sur les raisons de cette vie qui se prolonge, les raisons des souffrances que nous devons subir. Mais il y a tant de jours où la joie nous accompagne. La gentillesse et la visite de jeunes, pédicures, médecins, etc. Quel réconfort que l'amour des enfants et petits-enfants!.

Qu'est-ce que la médecine?
Je suis frappé qu'on doive se demander si la médecine générale a encore un sens. Toutes ces questions rejoignent le problème du rôle et de la signification de la médecine à nos jours. Y a-t-il une réponse unique? A mon médecin, qui est une généraliste, j'avais adressé il y a quelques mois les mots suivants, en suite d’examens qu'elle m'avait fait faire.

Chère X,
soigne ma santé, mais ne médicalise pas ma vie. La vie c'est faire face à la souffrance, à la vieillesse, à la mort. Ne m'empêche pas de souffrir, de vieillir, de mourir. Aide-moi à pouvoir y faire face, tout simplement. Nous sommes tous appelés à souffrir, à vieillir, à mourir.

Qu'est-ce que la santé en fin de compte? N'est-ce pas notre autonomie, physique et morale, le fait de pouvoir être et rester nous-mêmes? La santé doit pouvoir garder entier notre regard sur les choses de la mort et de la souffrance et non faire qu'on les élude.
Chaque année un prix Nobel de médecine est attribué. Est-ce la médecine qu'il récompense, ou la recherche biologique et la technique médicale qui s'ensuit? Quand verrons-nous attribuer le prix Nobel à un médecin de banlieue ou de campagne qui, au milieu des gens, les aide à vivre et à mourir? Cela aussi, n'est-ce pas faire progresser la médecine, autant que les travaux savants?

(courrier de lecteurs, Le Soir)

Lettre à un jeune stagiaire .

II vaut mieux être riche et en bonne santé que pauvre et malade ».

Vous allez commencer vos stages cliniques, entrer dans le cercle privilégié des hommes et des femmes qui ont décidé de soigner leurs semblables. C’est plus qu’un métier ou qu’une vocation, c’est réellement un art; en effet, il faut au médecin, bien plus que de l’intelligence ou du dévouement, il doit avoir ce que Harisson appelait « un sens quasi shaekespecirien de l’être humain », du tact, du bon sens. L’intelligence est un bien indispensable, la gentillesse est plus que souhaitable mais votre sourire et votre tact feront de vous un bon médecin. Si vous parvenez à décrocher un sourire à votre patient, vous avez déjà beaucoup avancé dans son traitement car il vous fait confiance, il vous écoutera, il se sentira rassuré.

1. Respectez le secret de votre patient; la Belgique est un petit pays où tout le monde se connaît, ne l’oubliez jamais; les ascenseurs et les couloirs des h6pitaux sont propices au bafouement du secret médical;
2. Ecoutez votre patient et n’étiquetez pas trop vite un patient de « psychiatrique », l’erreur est tellement malheureuse;
3. « Rien de ce qui est humain n’est étrange ou repoussant », Harisson; tous les patients ont droit à vos soins, qu’ils soient compliants ou insupportables, bêtes et méchants ou tout à fait charmants, dépressifs ou alcooliques, fumeurs ou drogués;
4. Un « beau cas » est quelque chose de relatif;
5. N’oubliez jamais que les pourcentages et les statistiques ne valent que pour une population et non pour une personne. La réussite, c’est comme l’échec, c’est toujours 100 % pour celui à qui ça arrive. Pour lui, peu importent les 99 autres;
6. Un train peut en cacher un autre; vous devez toujours pouvoir vous remettre en question; acceptez les remarques des autres comme des conseils, c’est comme cela que vous progresserez;
7. Ne laissez pas un patient faire ses exercices de marche dans le couloir avec sa blouse d’h6pital ouverte dans le dos, qui permet à tous les passants de voir qu’il porte un lange;
8. Respectez l’intimité d’un patient qui est sur la panne, c’est déjà tellement humiliant;
9. Quand vous demandez un sédiment urinaire ou une coproculture, imaginez-vous devoir remplir vous-mêmes ces tout petits pots;
10. N’oubliez jamais d’aider la personne que vous venez d’examiner à rattacher son soutien-gorge, à reboutonner son pyjama ou à lui ouvrir la porte;
11. Restez toujours souriants. Le sourire peut exprimer tous les sentiments, de la joie à la sympathie en passant par la colère ou la révolte; sourire ne veut pas dire se moquer mais comprendre;
12. Votre patient ne comprend pas les termes médicaux. N’oubliez pas qu’avant de commencer vos longues études, vous ne saviez probablement pas à quoi ressemblait une vertèbre, comment on écrit anamnèse ou encore où se trouve la rate;

Ce ne sont là que quelques petits détails de la vie quotidienne du médecin. Ils sont importants. Un jour, un patient vous dira merci pour un petit détail de ce genre, il vous appréciera, vous fera confiance et vous connaîtrez grâce à lui (grâce à vous?) la vraie relation médecin-patient. C’est ce patient-là qui vous fera apprécier votre métier.
Certains pensent qu’on est soit médecin soit malade. Méfiez-vous de la maladie, elle peut toucher tout le monde, mime vous. Je ne vous souhaite pas de vous retrouver de l’autre c6té de la barrière mais il serait peut4tre utile à la formation du médecin de se retrouver dans un lit d’h6pital, avec une de ces blouses béantes, à voir des médecins quelques minutes par jour qui se tiennent au pied de votre lit (comme s’ils avaient peur de tomber) pour vous dire, dans une ambiance bien souvent très (trop) solennelle que les examens sont rassurants mais qu’il faut compléter les investigations. Ça veut dire quoi exactement? Pourquoi est-ce qu’ils chuchotent en s’éloignant de votre lit?

N’oubliez pas que les médecins sont les pires des patients, ils veulent savoir, ils posent des questions, ils sont tout simplement étiquetés « d’insupportables » par le personnel soignant... Pour vous faire réfléchir, voici une petite réflexion (assez habituelle d’ailleurs) d’un médecin à une stagiaire qui se plaignait d’aménorrhée (sympt6me pour le moins suspect quand on a l’âge d’être stagiaire): « si tu allais moins voir dans tes bouquins, tu serais moins malade »; elle avait un adénome hypophysaire. A méditer...

Je ne veux en aucun cas jouer au Professeur ou au Conseiller spirituel mais demandez-vous toujours, quand vous vous trouverez en face d’un patient, ce que vous feriez, demanderiez, souhaiteriez, regretteriez si vous étiez dans sa situation, qui est toujours plus mauvaise que la v6tre...

Christine REUS

PS . Merci pour cette bonne idée d’examen. J’espère que ça fera réfléchir mes futurs collègues autant que moi-même sur l’importance d’une relation de confiance avec son patient... Bonne lecture. Joyeux Noêl et Bonne Année 2000!

Examen d’Introduction à la Médecine Générale. MED 23 23 décembre 1999

Nothing human is strange or repulsive ...

For daddy…
in response to the hand-written message he wrote on the inside cover of my Merck Manual …





Dear Dad,

I’m looking forward to seeing you in a few weeks for Christmas. It will be good to be back home for a few days, to spend some lime with you and Mom (and the dogs, of course!)
I’rn in the last week of exams here, so things are winding down, and I’m starting to think more carefully about the rnonths to corne in the clinics and more importantly about what I want to do after medical school. I’m looking forward to finaily being in a position where I will be meeting people every day and helping them solve their health problems.
In fact, this is why I’rn writing you this letter today, because I’ve given a lot of thought about why I wanted to study medicine in the beginning. 0f course you were a great inspiration to me, seeing the effect your surgical care had on the lives of your patients, and their gratitude for your care.

What aiways irnpressed me the most, however, were your stories of the consultations you had with some of your “best customers”, your patients with whom you had long-standing relationships. These were the people who you had not only helped by performing surgery, but also through the management of basically ail their problems. You would teil me with great enthusiasm of how you had to cali haif a dozen different consultants to try to get the best care for your patient. You talked of some patients who seemed to have great difficulty in understanding the severity of their ilness, and the need for surgery, and how you would patiently taik them through ail the details and help them to accept their fate more easily. It was easy for me to see how you would find great satisfaction in these interactions, since this is where you were really giving the greatest benefit to your patients.

For me, these stories of patient interaction touched and excited me much more than the stories of the combined Whipple-colostomy operations, or even the great camaraderie in the surgical biock. This is why I’ve finaily decided that I want to specialize in Family Practice and not Surgery. Despite the fact that you have aiways told me that I should do what I want to do in life, I know that you have hoped perhaps that I would follow your footsteps in Surgery. I hope you will see my decision to do Family Practice as a confirmation of the great effect you have had on the lives of those patients for whom you really took into your own hands the totality of their care.
I’m looking here at the hand-written message you wrote on the inside cover of the Merck Manual which you gave me when I entered First Doc. It says,

“The true physician has a Shakespearean breadth of interest in the wise and the foolish, the proud and the humble, the stoic hero and the whining rogue. To the physician, as to the anthropo1ogist, nothing human is strange or repulsive.” You said that you took this out of the introduction to Harrison’s Internai Medicine, and if for me the Harrison has become my Bible of medicine, this message has become a touchstone of reflection for me and my role as a family physician. I’m interested in more than just piecemeal care for the organs of my patients. I want to be the one that can give them the maximum benefit of what the heaith system has to offer, and be abie to guide them through their difficuities. I think the biggest challenge for me wili be in the management of the myriad specialized medical services avaîlabie now - trying to choose what is the best plan of action for my patients individually.

In any case, I’m looking forward to spending a few months with your Canadian coileague in September, and I’m sure that I wiil learn a great deal with Mm. After ail, I’m sure I’il be sending some of my patients to surgeons over the next forty years!.Thank you again for ail your support throughout these last five and haif years. It has made the going ail the more easier knowing that you had gone through the same thing before me, and that you have been there ail along. See you soon for Christmas!

Pierre


PS . Dear Dr Vanwelde,Thank you for your kind reply and for your efforts in giving us a comprehensive introduction to real medicine!I will most likely do the exam in English as well. Yours truly, Pierre M Johnson 3ème doc. 1999-2000

Bocuse

Quel appétit!


On le surnomme Bocuse sans qu’il s’en offusque, il est gai, aime le vin et la bonne chère, joyeux déjà à l’idée de passer à table, imprégné de cette chaude atmosphère où les papilles se régalent à l’avance des plus folles espérances. L'art d'apprêter les mets et de les rendre agréables au goût est sa maîtrise. Il n’aime rien tant que les ambiances nocturnes et enfumées, pleines de noctambules attablés dans de petites gargotes envahies par les senteurs de cuisine, d'alcool, de cigare et de calvados. Sa cuisine est la pièce la plus chaude, la plus gaie, la plus fréquentée de sa maison avec un vieux poêle chauffé à blanc sur lequel il décolle les gaufres dégoulinant de cassonade brute.

Qu’il soit diabétique gras n’étonne guère. Dire qu’il en souffre est impropre : il s’en accommode, comme d’autres relèveront que leur femme a été hystérectomisée ou que leur gosse louche, dame ce sont des choses qui arrivent. Il assure en roulant des yeux «qu’il fait ce qu’il peut, mais que voulez-vous on ne peut pas toujours tout refuser». Le parcours du traditionnel carnet rouge de l’Association Belge du Diabète où il annote soigneusement ses glycémies et les doses d’insuline quotidiennes évoquent plus la carte des frères Troisgros qu’un bulletin de traitement : lundi, les chiffres sont mauvais, cela s’explique (poularde crème fraîche sur canapé d’oseille, sabayon) ; mardi, sortie avec les Anciens (foie gras aux truffes – bien fraîches – , langoustines à la sauce cocktail, terramisou bien coulant) : hyperglycémie à 22 heures ; mercredi petit déjeuner minceur et jeûne total jusque 17 heures; jeudi resto à l’improviste chez le Grec (côtelettes d’agneau à point– frites – mezze copieux – petit alcool) : chiffres mauvais à 17h et 23h, augmentation de la dose d’insuline de deux unités, avec un grand verre de lait pour éviter l’hypoglycémie nocturne.

Il scrute mes réactions par-dessus ses besicles, guette un éventuel froncement de sourcils, prend un air contrit fugace et ne se déride que lorsqu’il devine que je n’apporterai ce jour aucun commentaire négatif. Je le raccompagne jusqu’à la sortie, il hume en connaisseur les relents de cuisine provenant de l’étage où retentit un joyeux «les enfants à table». Pour peu, il gravirait les escaliers quatre à quatre : pensez, pareille invitation ne se refuse guère.

Zénon. En visite buissonnière

J'aurai essayé....

Autopsie de la plainte et du symptôme subjectif (*)

Pierre, 10 ans, se plaint au réveil de mal au ventre et de mal à la tête... Inquiète, sa Maman vient à la consultation. Dis-moi, Pierre, qu'est-ce qui se passe ? - "C'est mon ventre, et j'ai mal aux oreilles aussi. Je n'ai pas bien dormi."

Bien sage, Pierre se laisse examiner. Examen clinique excellent. Je ne comprends pas, Pierre, tout a l'air normal, qu'est-ce qui ne va pas ? "Rien, tout va bien. Ben quoi, j'aurai essayé..."

Jean Laperche

(*) voir aussi la fiche thématique 3 sur le même sujet : Autopsie de la plainte