mardi, octobre 11, 2005

Op huisbezoek













Het is nog vroeg in de morgen wanneer mijn stagemeester, in deze streek gekend als Dr. Frans, en ik uit de auto stappen. We wandelen via het grindpad naast de bescheiden woning naar de achterdeur. Dr. Frans klikt handig de twee poortjes open die we op onze weg tegenkomen. Een plakkaat waarschuwt ons voor een vervaarlijk uitziende patser van een hond, die ongetwijfeld op gruwelijke wijze afrekent met ongewenste bezoekers. De gipsen engelenfiguren achter in het tuintje hebben duidelijk hun beste jaren achter de rug. Ze komen in elk geval vrij aards over met al dat mos op hun vleugels. Dr. Frans klopt op het glas van de achterdeur, en gaat vervolgens het kleine keukentje binnen zonder op een antwoord te wachten. De geur van verse koffie waait me tegemoet en bezorgt me een behaaglijk gevoel op deze gure ochtend. “Goeiemorgen, Julia. Ge ziet, ik heb een helper bij me”. “Dag Frans, dag meneer.” Een tenger dametje van om en bij de tachtig jaar staat wat voorovergebogen naast het keukentafeltje, met een hand leunend op een stoel. De begroeting aan mijn adres klinkt een beetje weifelend. Twee ogen monsteren me snel maar grondig. Ik krijg het vermoeden dat het vertrouwen hier langzaam moet veroverd worden. Ik haal mijn plechtige-communie-gezicht uit de kast en groet, terwijl ik uitvoerig mijn voeten afveeg aan de deurmat. Mijn verschijning ontsnapt ook niet aan de aandacht van de viervoeter des huizes. De tand des tijds en een onevenwichtig dieet lijken een aanslag gepleegd te hebben op de fysieke paraatheid van het beestje. Sloom komt de poedel enkele passen in mijn richting gewaggeld. Twee vermoeide kefjes kunnen er nog vanaf voordat hij zich terug naar zijn mand sleept. Die vertrouwt me blijkbaar onmiddellijk, maak ik mezelf wijs. “Hoe gaat het ermee?”, informeert Dr. Frans, terwijl hij het keukentje doorwandelt. “We zullen maar niet klagen, hé Frans”, antwoordt Julia. Ze lijkt even op te fleuren door de aandacht van haar dokter. Met schuifelende pasjes volgt ze hem. Ik volg het tweetal achterna naar de woonkamer.

Mijn ogen hebben wat tijd nodig om te wennen aan de duisternis. De zware gordijnen zijn dicht, de rolluiken half naar beneden, en er brandt slechts een lampje op de zware luchter in de vorm van een karrenwiel. Dr. Frans plaatst zijn tas op het enige vrije plekje op de zware houten tafel centraal in de woonkamer. Heel de woonkamer blijkt trouwens volgestouwd. Verschillende tapijten liggen bovenop en langs elkaar. Chinese vazen, koperen potten en pannen staan op alle mogelijke plaatsen tentoongesteld. Souvenirs van trips naar de Ardennen en allerhande prullaria uit een ver verleden vullen de laatste gaatjes op.

“Ga zitten, meneer”, richt Julia zich naar mij. Ik word gedoogd als toeschouwer. Voorzichtig om geen herinneringen aan diggelen te slaan zet ik me aan de drukke tafel. Ik laat mijn blik even over de muur tegenover mij dwalen. Ik kan het me maar moeilijk voorstellen, maar Julia is ooit jong geweest, zo getuigt een vergeelde zwart-witte trouwfoto. De oude man op een andere foto lijkt vaag op de jonge kerel van de trouwfoto. Ik vind enkele trekken van het duo terug op de portretten van de knapen die haar kleinkinderen moeten zijn.

Julia en Dr. Frans beginnen aan een tweewekelijks ritueel, en zijn daarbij duidelijk ingespeeld op elkaar. De bloeddruk wordt gemeten, onder drie of vier lagen kleding worden hart en longen geausculteerd. De bewegingen van Dr frans zijn snel en efficiënt, een hand leunt op Julia’s schouder. Zonder morren laat ze zich het lichamelijk onderzoek welgevallen. Terwijl ze haar kleren terug in de plooi trekt, vraagt ze of het goed is. “Dertien over zeven”, zegt Frans goedkeurend. Julia knikt dankbaar. Dr. Frans gaat op zijn beurt zitten, en bekijkt de huisapotheek, die een plaats heeft gekregen in een doos van “Ijsboerke”. Onder toeziend oog van Julia schrijft hij de nodige medicatie voor. Daarna wordt er afgerekend.

Wanneer we ons terug naar de achterdeur begeven, lijkt Julia iets minder krom te lopen als daarstraks. Ze heeft nog een woordje voor mij: ”Ge hebt maar geluk dat ge de stiel kunt leren bij zo een goede dokter. Let maar goed op, dan kunt ge nog veel leren”. Ik beaam dit en zeg dat ik zeker mijn best zal doen. “Tot binnen veertien dagen, hé Julia”, groet Frans. Ik rep me om hem bij te benen op weg naar de auto.

Onderweg naar de volgende patiënt, kijk ik stilzwijgend voor me uit. Frans lijkt mijn gedachten te kunnen lezen. “Oude mensen zitten soms eigenaardig in elkaar.”, vertrouwt hij me toe. “Ooit heb ik geprobeerd om de bloeddruk regelmatig te laten opmeten door thuisverpleegkundigen om het aantal huisbezoeken wat te reduceren. Dat leidde toen tot een ware revolutie bij mijn bejaarde patiënten. Die verpleegkundigen stonden binnen de kortste keer aan mijn deur te klagen. “De Frans meet altijd veertien en nu meet gij dertien”, “Hebt ge wel goed gemeten?”, zulke uitspraken kregen ze voortdurend te horen.”

We leggen in een ijl tempo de overige huisbezoeken af. De levende heilige Dr. Frans laat her en der in de gemeente zijn helende krachten los op de zieken en de ouden van dagen. Ik heb er geen gerandomiseerde dubbelblinde prospectieve studies op nageslagen, maar voor mij wordt de effectiviteit van het medicijn dokter afdoende bewezen.

Joris Aerts