mercredi, septembre 28, 2005

Mijn eerste patiënt






Eindelijk was het dan zover, na een week op een krukje naast mijn huisarts gezeten te hebben mocht ik dan zelf een patiënt zien. Ik was vol verwachting maar gelijk vol schrik.


Mijn eerste eigen patiënt.

Het was een onderwijzer van 40 jaar. Dus daar begon ik. Ik hoorde mezelf zeggen: zegt u het maar. Nu, toen kwam het, de ene klacht was nog niet geweest of de volgende kwam er al weer uit. Maar deze jongen liet zich niet van de wijs brengen en met het oriëntatiemodel vaag nog in het achterhoofd ging ik aan de slag. Na een poosje zat ik op 3 klachten, ten eerste wilde hij van die eeuwige hoofdpijn af, hij had al van alles geprobeerd en niets hielp, daarbij had hij last van zijn rug en tot slot was daar nog een vaag plekje op zijn rechter been. Dus snel de anamnese, voor wat het waard was, en dan naar het klinisch onderzoek. Tijdens het klinisch onderzoek kreeg ik eindelijk het gevoel dat ik de situatie onder controle begon te krijgen. Ik begon mij op mijn gemak te voelen. Dus begon ik maar heel geïnteresseerd te vragen hoe het was als leraar. Maar toen hij al zuchtend antwoordde, dat het het mooiste beroep in de wereld was, maar dat het hem zo intens, maar dan ook intens moe maakte, ging er bij mij een angstig lampje branden. Moest ik nu doen of ik niets gehoord had en gewoon doorgaan met mijn onderzoek? Ik kende de hele patiënt niet. Maar ik wist waar dit op zou uitdraaien. Zo´n patiënt wilde ik niet, nog niet. Niet als eerste patiënt. Ik wilde een "normale" patiënt. Zo iemand die met een duidelijke klacht komt en die je precies kunt vertellen wat er scheelt, kunt behandelen en die dan tevreden het kabinet weer verlaat. Zo´n patiënt wilde ik. Maar die zat er nu niet, spijtig genoeg niet.

Dus na een minuut stoïcijns door gegaan te zijn met mijn onderzoek vroeg ik maar waarom hij zo intens moe was. Toen kwam er precies dat uit waarvoor ik zo vreesde. En het enige wat ik kon doen was een luisterend oor bieden, met natuurlijk al de ja´s de nee´s en al de parafraserende opmerkingen ertussen door. Maar meer bieden kon ik niet, en dat gaf mij een intens machteloos gevoel. Maar ik wist dat het nog erger zou worden, want er was nog dat ene zinnetje dat ik nog moest uitspreken. Ja, dat ene zinnetje... Met pijn in mijn hart hoor ik mijzelf zeggen: "Misschien is het beter dat ik de dokter even haal".
Toen hij later wegging, zag ik hem buiten over straat lopen. Onze blikken kruisten.

E.H. Hoekstra